Het BOB Debat vindt plaats bij Grass Valley in Breda, fabrikant van broadcast apparatuur en hightech mediatools. Gastheer Marcel Koutstaal leidt het gezelschap rond door het state-of-the-art Live Production Training Center, dat lijkt op een kruising tussen een natuurkundig laboratorium en een hypermodern kantoorgebouw. Trots toont Marcel de zeven gewonnen Emmy’s die Grass Valley ontving voor haar apparatuur. Hij vertelt: ‘Onze camera’s worden wereldwijd gebruikt bij ontelbare live-uitzendingen en televisieproducties. Van de Olympische Spelen tot aan het WK Voetbal en Formule 1 races tot aan grote talentenshows zoals The Voice of Holland. Maar wat velen niet weten, is dat deze camera’s hier in Breda worden ontwikkeld.’
Bescheidenheid
Met deze opmerking raakt Marcel direct een heikel punt: de bescheidenheid van Brabanders. ‘Er wordt ontzettend veel moois in onze provincie gemaakt; hoe komt het toch dat de buitenwereld dit vaak niet weet?’, vraagt Wim Schuurmans zich af. Maar eerst trapt de gespreksleider (auteur, spreker en ondernemer van Online Academie en Experientis) af met de stelling: de toekomstbestendigheid van elk bedrijf ligt anno 2018 bij het vermogen tot innovatie. Wim haalt een uitspraak van Jan Rotmans aan: ‘Het is niet een tijdperk van verandering, maar een verandering van tijdperk. Maar waar komt deze innovatiekracht vandaan? Van grote bedrijven, het mkb, het onderwijs of zijn het treffers van ‘eenlingen’ als Mark Zuckerberg en Steve Jobs?’ Volgens Johan Faes van Faes Group moet je eerst stilstaan bij de definitie van innovatie. ‘Hierbij wordt direct aan techniek gedacht. Dit betreft echter slechts 33 procent van de gevallen; de rest gaat over sociale innovatie.’ Daar is Marcel het mee eens: ‘Het hoeft niet altijd een chip te zijn. Denk aan disruptieve businessmodellen zoals Uber en Alibaba. Deze bedrijven hebben oplossingen bedacht, waarmee ze beter kunnen inspelen op de wensen van hun klanten.’ Maarten Hoogwout van World Wide Automation (WWA) voegt daaraan toe: ‘Daartegenover kun je bedrijven als Nokia en V&D zetten, die geen enkel idee hadden wat er speelde binnen hun markt, laat staan dat ze daarop in konden springen. Je hoeft niet altijd voorop te lopen, maar je moet wel herkennen welke veranderingen er zijn én er aankomen.’
Lastige fase
Volgens gedeputeerde Bert Pauli (VVD) is er in Brabant een evolutie gaande. ‘Na de massaontslagen bij bedrijven zoals Philips en DAF is Brainport ontstaan, waar wordt gewerkt aan open innovatie door grote en kleine bedrijven, onderwijs- en kennisinstellingen alsook designers. De afgelopen jaren zijn we bezig geweest om de programma’s te verbinden met maatschappelijke opgaven. Denk aan energiereductie, de circulaire economie of life science. Nu zijn we in een lastige fase aanbeland; de wereldeconomie verandert zo razendsnel, waardoor de concurrentie vanuit Azië en China groeit.’ Volgens de gedeputeerde moet je, om te overleven, sneller reageren op marktontwikkelingen. ‘Door samen te werken kunnen ondernemers producten niet alleen sneller, maar ook met minder risico en geld op de markt brengen.’ Pauli noemt de maakindustrie de backbone van de Brabantse economie. ‘Toch zijn steeds meer bedrijven verder gedigitaliseerd of veranderd in een IT-bedrijf. Internet of Things speelt een sterk groeiende rol. Iedere ondernemer moet zich dan ook de vraag stellen ‘Ben ik dirigent van het orkest, oftewel: ga je over Big Data en mag je bepalen waar de winst in de keten valt? Of mag je slechts uitvoeren en laat je iemand anders bepalen wat er in de keten gebeurt? Dat is de grootste disruptie van dit moment.’
Noodgedwongen keuze
Nico van Wijnen van ART Group stelt: ‘Als we in Brabant willen overleven, moeten we beter zijn dan de rest van de wereld. Maar dan heb je ook de juist geschoolde mensen nodig. En die ontbreken.’ Sjef van de Laak van Brabant Engineering kijkt met een kritisch oog richting het onderwijs: ‘Er komen veel te weinig studenten van de opleidingen; waar blijven de Nederlandse techneuten?’ Om het tekort op te vangen heeft Sjef Ieren, Spanjaarden en Portugezen aangenomen. Een noodgedwongen en bewuste keuze. ‘Net als Nederlanders zijn ze vanuit hun cultuur minder honkvast; ze hebben vroeger de grote zeeën bevaren en bouwen makkelijker een nieuw bestaan elders op.’ Brabant Engineering is daarnaast een samenwerking aangegaan met een grote speler uit de regio. Sjef: ‘Studenten worden na hun universitaire opleiding tijdelijk door die partij bij ons gestald om de fijne kneepjes van het vak te leren. Als tegenprestatie vragen wij hen uitdagende opdrachten bij ons neer te leggen, zodat de mensen leren werken op hoog niveau. Na een aantal jaren zijn we de medewerkers weer kwijt aan dat bedrijf, maar in tussentijd zijn we wel geholpen.’
Misvatting
Aan de kwaliteit van het onderwijs ligt het in elk geval niet, is de gedeputeerde van mening. ‘Brabant heeft het beste onderwijs van Nederland. Denk bijvoorbeeld aan de TU Eindhoven, en wellicht nog belangrijker: onze hbo-instellingen. Zij vertalen een concreet idee vanuit kennis naar de praktijk.’ Daar is Kees Adriaanse, programmaleider van Fontys, het mee eens: ‘Bedrijven denken dat ze voor een oplossing enkel bij een universiteit kunnen aankloppen. Maar dat is een misvatting; op een universiteit wordt fundamenteel onderzoek gedaan, maar een hbo zorgt ervoor dat je er business van kunt maken.’ Het Fontys Centre of Expertise High Tech Systems and Materials (HTSM) verbindt hoger beroepsonderwijs aan het bedrijfsleven. Kees licht toe hoe: ‘We gaan met studenten en docenten naar bedrijven toe en onderzoeken hun vragen die met hightech kunnen worden opgelost. Daarnaast hebben we vijftien lectoraten op het gebied van onder andere Big Data, robotica en 3D-printen. Samen pakken we de vragen op om tot een oplossing te komen. Vaak is een ridicuul idee het succesvolst; je moet omdenken en op een nieuwe manier op zoek gaan naar een oplossing.’
Hit & run
Pauli waarschuwt dat de internationale concurrentie de komende jaren alleen nog maar groter wordt. ‘Over vijf tot acht jaar komt zo’n 80 procent van alle technische mensen uit India en China. Dan wordt het nog lastiger om onze sterke concurrentiepositie te behouden.’ Hij is van mening dat het bedrijfsleven vaker de hand in eigen boezem moet steken: ‘60 procent van het mkb heeft nog nooit met een onderwijsinstelling samengewerkt.’ Kees is zeer benieuwd hoe dat komt. De gedeputeerde reageert: ‘De Brabantse economie draait op het mkb; 90 procent behoort tot het midden- en kleinbedrijf. Veel bedrijven zitten echter in de eerste levensfase en zijn vooral bezig met hun eigen business, oftewel: hit & run. Met een orderportefeuille van enkele maanden zijn ze dik tevreden; maar dat is geen langetermijndenken.’ Voor Hilco Snepvangers van SPIE Nederland een herkenbaar verhaal. ‘Voorheen was ik werkzaam binnen het mkb en vaak druk met de dagelijkse bezigheden. Bij een groot bedrijf als SPIE zijn meer ruimte en middelen beschikbaar, waardoor je contacten met het onderwijs eerder opzoekt. Naar mijn idee staat het onderwijs daar ook meer open voor; je mag vaker input leveren op de inhoud van de opleiding en de praktijkopdrachten.’ Volgens Kees is dat hard nodig. ‘Sommige docenten zoeken de zekerheid nog te vaak op. Ze bedenken praktijkopdrachten die als resultaat prototypes opleveren, die lijken op voorgaande jaren. Wij stimuleren docenten om iets op te pakken, waar ze van tevoren niet weten wat de uitkomst is. Zo willen we immers ook onze studenten opleiden; later wil een baas dat je met een oplossing voor zijn probleem komt en niet met een standaardformule uit een boekje.’
Risico’s
Johan denkt dat het personeelstekort deels kan worden ondervangen door vooral slimmer te gaan werken: ‘De traditionele klant/leveranciersverhouding die draait om de vraag ‘Wat kost dat bij jullie?’ is voorbij. Bedrijven als ASML en Thermo Fischer zitten met de handen in het haar, omdat hun toeleveranciers het tempo niet bij kunnen houden. Dat moet anders. Zo mogen wij voor Brainport Industries het verpakkingsmanagement verzorgen. Alle informatie die we nodig hebben, halen we uit de cloud. Dat werkt zoveel malen efficiënter waardoor je minder mensen nodig hebt om hetzelfde te doen.’ ‘Om slimmer te produceren is vaak innovatie nodig. Hoe lastig is het om de financiering hiervoor van de grond te krijgen?’, vraagt Wim zich af. Andries van der Werf van Van Wees Waalwijk vertelt over de problemen die hij heeft ondervonden. ‘Met de BOM liep de samenwerking helaas op niets uit. Ze vonden mij een pionier in robotica, maar de risico’s blijkbaar te groot. Ik heb dus zelf alles moeten voorfinancieren uit eigen middelen en daardoor kon ik niet versnellen en het verschil maken. Naar mijn idee gaat het geld toch vooral naar de grotere bedrijven.’ Volgens Pauli is dat niet het geval: ‘De BOM zet maatschappelijk geld in en moet derhalve goed naar risico’s kijken en keuzes maken. De afgelopen acht jaar is er ruim 500 miljoen euro aan Europese subsidies gegaan naar 2.550 Brabantse bedrijven en organisaties. Dit betreft juist het mkb, met name bedrijven die veel samenwerken en hun expertise delen.’
Groeibriljantjes
Maarten ziet liever dat innovatie-subsidies worden afschaft. ‘De aanvragen zijn veel te complex en brengen enorm veel rompslomp met zich mee. Bij een WBSO subsidieaanvraag moet je bijvoorbeeld alle risico’s in kaart brengen. Maar hoe doe je dat voor innovaties? Je kunt de effecten van iets nieuws niet voorspellen. Is het niet beter om belastingvoordeel te geven aan innoverende bedrijven?’ De gedeputeerde reageert: ‘Ook ik ben geen grote voorstander van subsidies; het maakt ondernemers lui. Maar in het geval van marktfalen moet je als overheid ingrijpen. Brabant heeft veel groeibriljantjes die we niet kunnen missen. Startups krijgen vaak geen financiering rond bij de bank. En de eerste jaren draaien ze wellicht nog geen omzet; extra aftrekposten hebben dan geen zin.’ Peter Laros van Adimec vult aan: ‘Adimec produceert zeer geavanceerde camera’s voor onder meer healthcare. We innoveren niet om te innoveren; veel van onze investeringen renderen pas na vijf tot tien jaar, door onder andere vrijgaveprocessen, bewijslast en papierwerk. Dan stroomt het subsidiegeld terug via belastingen.’
Verbeeldingskracht
Tot slot brengt Wim het gesprek op de kracht van Brabant: de vaak goede onderlinge samenwerking. ‘De gunfactor is een van de redenen waarom er in Brabant zo goed wordt samengewerkt’, meent Wim. ‘Neem BrabantStad, waarin de vijf grootste Brabantse steden ernaar streven om een blijvende positie in de top vijf van Europese kennis- en innovatieregio’s te behouden. Door deze samenwerking wordt de agglomeratie- en internationale concurrentiekracht van Brabant versterkt.’ Sjef heeft het idee dat de Haagse politiek Brabant echter nog steeds als een boerenprovincie ziet. ‘Terwijl we in Europa met onze innovatiekracht echt verschil weten te maken. Dat komt mede doordat we elkaar snel weten te vinden en dus sneller kunnen schakelen. En binnen een samenwerking pakt ieder zijn rol en verantwoording.’ Wim concludeert dat Brabanders veel trotser mogen zijn. ‘De verbeeldingskracht wint het altijd van de wilskracht. Door jezelf een imago aan te meten, ga je daar ook naar handelen en je best doen om dit imago te behouden. Daarom stel ik voor dat we vandaag besluiten dat Brabant de meest ondernemende regio van Europa is. Want wie zegt dat dit niet het geval is? Maar dan moeten we dit imago wel uitdragen. En vooral ook het meest ondernemend zijn. Tijd om onze mouwen nóg verder op te stropen en geschiedenis te gaan schrijven!’
Tekst: Linda Groothuijse
Fotografie: Peter van Vugt