Het BOB Debat over de metaalbranche vindt plaats bij Elektrolas in Waalwijk. Oprichter en eigenaar Joost van den Hooven geeft een korte presentatie en rondleiding door zijn bedrijf, dat jaarlijks gemiddeld zo’n 15 procent groei realiseert. ‘Van een verkooporganisatie zijn we meer richting een dienstverlenende organisatie opgeschoven. Met ons lasadvies, certificeringstrajecten en CERTIBANK, een online beheersysteem van laskwalificaties en lasmethodekwalificaties, kunnen we onze opdrachtgevers toegevoegde waarde bieden’, aldus Joost. Ook (bij)scholing vormt een belangrijk onderdeel binnen de organisatie: van NILhandvaardigheidsopleidingen, lasverbeteringstrajecten tot themaworkshops. ‘Hiermee spelen we in op de sterke vraag naar gekwalificeerd personeel in onze branche.’
Overleven
Dat deze vraag naar kennis en mankracht groot is, blijkt ook uit het BOB Debat. Maar voordat dit onderwerp aan bod komt, wil gespreksleider Bert Damen eerst een ander belangrijk thema aanstippen: innovatie. ‘Enerzijds zijn er in de metaalsector veel traditionele, kleine ambachtelijke familiebedrijven en anderzijds zie ik bedrijven die inzetten op vernieuwing. Moet je per se innoverenals ondernemer om te kunnen overleven?’, vraagt hij zich af. Henk Bouman van Staalbouw Oosterhout reageert: ‘Zo zwart-wit kun je het eigenlijk niet stellen. Dat ligt aan waar jouw klanten zich begeven.Voor het produceren van grote series of zeer specifieke producten zijn nieuwe technologieën onmisbaar. En voor andere producten kom je verder met vooral handen en/of denkkracht dan met geavanceerde machines.’ Dat geldt ook voor Staalbouw Oosterhout, dat zich onder meer heeft gespecialiseerd in het vervaardigen van staalconstructies voor datacentra. ‘Wij hebben geen ingewikkeld machinepark, maar wel de benodigde apparatuur en vakmensen in huis om klanten goed te kunnen bedienen.’
Sneller en kleiner
Metaalbedrijf De Cromvoirtse heeft wel fors geïnvesteerd in innovatie. Directeur Ronnie van den Hurk vertelt: ‘De lijn van steeds kleinere en sneller geproduceerde bestelseries van halffabricaten zet zich door. Daar proberen wij op in te spelen met automatisering; door orderregels met kleine aantallen slim te combineren kunnen we een massaproductie realiseren die 24 uur per dag draait. Maar alleen met automatisering red je het niet; meerwaarde bieden, je onderscheiden en inspelen op de behoefte van de klant zijn voor iedere branche essentieel.’ Ook Marco Klijsen, directeur van Straaltechniek International, zet sterk in op innovatie: ‘De concurrentie uit lageloonlanden zagen wij steeds meer toenemen. Daarom hebben we besloten om als metaalbedrijf te gaan specialiseren. Wij hebben de focus verlegd naar onder andere de luchtvaartindustrie; dat heeft ons geen windeieren gelegd. Helaas kunnen we niet alle expertises zelf doen en daarom werken we nauw samen met strategische partners uit de keten. Maar we blijven investeren in vernieuwing om in te kunnen spelen op de ontwikkelingen in de markt.’ Zo ook Fockens & Van Puijenbroek vertelt directeur Henk Fockens. ‘Het afgelopen jaar hebben we toekomstgericht geïnvesteerd in flexibele en grote 5-assige CNC-freesmachines.’
Sociale innovatie
Voor Paul Belgers, directeur van Matador, draait het niet om corebusiness, maar om more business. ‘Als organisatie hebben wij ons flexibeler ingericht, wat de markt vereist, en lean manufacturing toegepast. Van oudsher produceren wij kruiwagens; dat is tegenwoordig slechts 30 procent tot 40 procent van onze afzet. De groei hebben we gezocht in het produceren van kleine series van andere producten. Daarom hebben we geïnvesteerd in ons machinepark en de vermarketing van deze nieuwe producten en in onze medewerkers.’ Arnold Versteeg, directeur van VPT Versteeg, richt zich naast product- en procesinnovatie, op sociale innovatie. ‘We zijn onze kennis steeds meer gaan vermarkten. Een aannemer of architect weet vaak niet hoe onze metalen gevelcassettesystemen dienen te wordenbevestigd. Daarom zijn we bij het hele totaalproces betrokken. En of uiteindelijk het product uit onze fabriek komt of elders wordt gemaakt, maakt dan niet uit.’ Joost beaamt dat: ‘Uiteindelijk draait alles om communicatie met de klant: wat is zijn concrete hulpvraag? Je zal meer moeite moeten doen om te luisteren en creatiever op zijn wensen inspelen.’
Ketensamenwerking
Volgens de debatdeelnemers kunnen kosten verder gereduceerd worden en de productie verder geoptimaliseerd door nauwer samen te werken met klanten en toeleveranciers. Koen Melis van Melis Gieterijen is dit jaar ingestapt in het familiebedrijf van zijn vader. ‘Ik ben afkomstig uit de entertainmentindustrie. Hier staat klantcentraal denken centraal. Dus geen ‘nee’ zeggen als je iets zelf niet kunt realiseren. Maar een klant van A tot Z ontzorgen door samen met collega-bedrijven tot een oplossing te komen.’ Door samenwerking vergroot je bovendien de innovatiekracht en exportkansen, aldus Koen. ‘De markt is er nog steeds, alleen moet je die zien terug te halen. Daarvoor heb je elkaar hard nodig.’ ‘Samenwerking valt of staat met vertrouwen. Daar wil het in onze branche weleens aan ontbreken’, reageert Henk. Binnen zijn bedrijf wordt wel veel op vertrouwensbasis gedaan: 70 procent van de opdrachten worden niet op basis van een offerte, maar op nacalculatie uitgevoerd. ‘Hiermee vergroot je het vertrouwen. We willen onze opdrachtgevers niet het vel over de oren trekken, maar een duurzame relatie met hen opbouwen.’
Sexappeal
Bijna ieder bedrijf aan tafel heeft - net als collega’s elders in het land - meerdere vacatures openstaan. Er blijkt vooral een tekort te zijn aan opgeleide technici met een brede inzetbaarheid en specifi eke competenties zoals flexibiliteit, zelfstandigheid en het
kunnen omgaan met klanten en toeleveranciers. De ene ondernemer lost het deels op door bepaalde onderdelen uit te besteden aan lageloonlanden, zoals bijvoorbeeld Hien Kieu, directeur van Kieu Engineering: ‘Als werktuigbouwkundig ingenieursbureau werken wij onder meer voor Nedtrain, Tata Steel en Philips. Het ‘simpelere’ werk outsourcen we naar ons kantoor in Vietnam, waar zo’n 45 mensen werkzaam zijn. Zo kunnen onze engineers in Nederland de focus leggen op onze belangrijkste toegevoegde waarde: conceptual design en ingewikkelde berekeningen.’ Andere ondernemers trekken krachten uit het buitenland aan, waaronder De Cromvoirtse. Ronnie: ‘Wij hebben al een aantal jaren twaalf Poolse krachten in vaste dienst. Ze werken hard en zijn zeer gemotiveerd.’ Henk Bouman zet doelbewust senioren in. ‘Er is onder werknemers vaak angst om ouderen aan te nemen. We hebben onlangs twee 60-plussers aangenomen en naast twee jongere collega’s geplaatst. Hun ruime kennis en ervaring zijn een mooie verrijking voor ons bedrijf.’ Maar wat kunnen ondernemers nog meer meer doen om het personeelsprobleem aan te pakken?’, vraagt Bert. Volgens Arnold is het belangrijk om je aantrekkelijkheid als werkgever te vergroten door niet alleen een relevant salaris te bieden, maar ook een uitdagende werkomgeving te creëren waar ruimte is voor groei en eigen initiatief. Paul draagt als oplossing aan om de metaalsector sexier te maken. ‘Tover metaalindustrie om tot metaaltechnologie; dat trekt meer én betere mensen aan. Door het sexappeal te vergroten motiveer je beleidsmakers zoals de lokale, provinciale en landelijke overheid en kun je de positie van de Nederlandse metaalsector versterken.’
Cultureel bepaald
Uiteraard is er bij de invulling van het personeelsvraagstuk een grote rol weggelegd voor het onderwijs. Cees van Gerwen, directeur van ROC Tilburg School voor Mechatronica, Maintenance en Engineering, maakt zich hard voor kwalitatief vakonderwijs. ‘We zorgen voor regelmatig regionaal overleg met het bedrijfsleven en halen de nieuwste machines in huis om een betere aansluiting op de praktijk te realiseren. Daarnaast heeft ons ROC uitsluitend docenten voor de klas met relevante praktijkervaring en kunnen binnen kleine onderwijscommunity’s docenten en studenten van elkaar leren.’ Maar ook het Nederlandse techniekonderwijs kan niet voldoen aan de huidige vraag uit de markt. Cees verklaart: ‘Het gebrek aan interesse in techniek is deels cultureel bepaald. In Duitsland heb je als technicus meer status en daar krijg je ook naar betaald. Ook zijn veel meer meisjes actief in de technieksector.’ Het gematigde enthousiasme voor techniek merkt ook Bart de Jong van Etemf. ‘Wij zijn een dynamisch bedrijf dat beschikt over een interessant machinepark. Als we studenten binnen zouden krijgen voor een rondleiding, weet ik zeker dat er een aantal hier aan de slag willen. De vraag alleen is: hoe krijg ik meer jongens en meisjes over onze vloer?’
Eigen verantwoording
Volgens de debatdeelnemers zou in het basisonderwijs al meer aandacht aan techniek moeten worden besteed of dient de overheid het techniekvak meer te promoten. Mariëlle Ploegmakers van Regio Business reageert daarop: ‘Als branche hebben jullie daar ook een eigen verantwoording in. Draag het enthousiasme voor je vak uit. Nodig een schoolklas uit, organiseer open dagen of leen eens machines uit aan het onderwijs.’ Cees voorziet de komende jaren niet alleen een tekort in het middenkader, maar ook aan hbo’ers. Technologische ontwikkelingen als 3D-printing, robotisering en digitale productie leiden tot een grotere vraag naar hoger opgeleiden. De doorstroom naar het hbo loopt terug, doordat leerlingen rechtstreeks uit de schoolbanken worden geplukt. Marco herkent dit probleem. ‘Onze hoogwaardige en specialistische apparatuur voor de aerospace-branche vraagt om hoogopgeleiden, waar zeer moeilijk aan te komen is’. Ook daar heeft volgens Cees het bedrijfsleven een eigen verantwoording liggen. ‘Als meerdere werkgevers bij onze studenten aan de deur staan te kloppen en hen een goed salaris bieden, is het verleidelijk om na het behalen van het diploma direct te gaan werken in plaats van verder te studeren. Om dit enigszins binnen de perken te houden hebben we daarom afspraken met het bedrijfsleven gemaakt.’
Sexier imago
Uit het BOB Debat blijkt dat het kunnen inbrengen van specifieke kennis en/of vaardigheden gekoppeld aan een zeer effi ciënte, klantgerichte productieorganisatie dé kritische succesfactoren zijn. Bart concludeert: ‘We mogen trots zijn op de Nederlandse metaalsector. Als iedereen een tekort aan handjes heeft, dan doen we het blijkbaar goed met z’n allen.’ Dat vindt ook Paul: ‘‘Made in Holland’ staat in het buitenland gelijk aan een hoge kwaliteit; veel Duitse opdrachtgevers vragen ons dan ook nadrukkelijk om dit op onze producten te plaatsen. Henk Bouman voegt daaraan toe: ‘En trots mogen we zeker ook zijn als het Made in Brabant of Made by Brabanders is. 80 procent van onze klussen is in het westen van het land. Brabanders zijn geliefd: opdrachtgevers vragen specifi ek om hen vanwege hun vakmanschap en werkmentaliteit.’ Ook volgens Koen mag er meer company pride zijn: ‘Als metaalbranche zijn we vaak veel te bescheiden. De maakindustrie vormt de ruggengraat van Nederland. Onze trots en het aanwezige optimisme mogen we meer uitdragen. Zo krijgt de metaalindustrie vanzelf een sexier imago.’
Tekst: Linda Groothuijse
Fotografie: Linn de Kort