Column Sylvester Eijffinger: Lessen van de kredietcrisis


Uitgave: Maart-April 2009
Thema’s: Column Risicomanagement

Welke lessen kunnen we uit de kredietcrisis trekken? Duidelijk is dat de tijden van zakenbankiers en risicomanagers als The Masters of the Universe voorbij zijn. Wat kunnen bankiers, verzekeraars en financiële toezichthouders van de grootste crisis sinds de grote depressie leren?

Allereerst is duidelijk geworden dat de beloningsstructuur van bankiers en verzekeraars (salarissen, bonussen, opties en golden parachutes) minder asymmetrisch en meer op de lange termijn gericht moet zijn. Het opwaartse en neerwaartse risico van de beloningen van topbestuurders dient zowel symmetrisch als langer dan de eigen zittingstermijn te zijn. Denk aan negatieve bonussen en conditionele opties in geval van te grote risico’s die zich pas gedurende de termijn van de opvolgers manifesteren. Dat betekent dat de Raden van Commissarissen niet meer louter uit oud-topbestuurders moeten bestaan, maar uit deskundige en onafhankelijke leden die voldoende afstand tot de Raden van Bestuur in acht nemen. Dat kan voor topbestuurders op korte termijn tot lastige discussies leiden maar geeft op langere termijn binnen de financiële instelling een groter draagvlak voor een gekozen strategie.

De modellen voor risicomanagement, ontwikkeld door financiële econometristen, hebben de stresstest van de kredietcrisis niet doorstaan. Dat was te verwachten, omdat, zeker ten tijde van een crisis, ex post risico geen goede benadering is voor ex ante onzekerheid. Hopelijk leidt dit onvermogen van econometristen en risicomanagers om de echte onzekerheden in kaart te brengen weer tot een herwaardering voor bankiers en economen.

Duidelijk is geworden dat de nationale centrale banken en toezichthouders veel dichter op de bal moeten spelen. De beoordeling van het risico en onzekerheid kunnen zij niet overlaten aan de topbestuurders, die de modellen niet begrijpen en altijd zullen streven naar hogere rendementen en de daaraan verbonden risico’s. Hierbij denk ik aan een stringenter en een slimmere vormgeving van het financiële toezicht. Uit de nietcoöperatieve speltheorie weten we hoe belangrijk begrippen als constructive ambiguity en incentive compatibility bij de institutionele vormgeving van het toezicht kunnen zijn.

En tot slot: Het Amerikaanse toezicht is volstrekt ontoereikend geweest en het Europese toezicht op banken en verzekeraars is toe aan een nieuwe sprong voorwaarts. De Amerikaanse politici hebben hopelijk hun dure en harde lessen geleerd. Zij zullen het toezicht drastisch moeten stroomlijnen. Daarbij zal het Federal Reserve System ongetwijfeld een grotere rol toebedeeld gaan krijgen. Ook de Europese politici zullen het eens moeten worden over een Europese federale toezichthouder voor grensoverschrijdend bankieren en verzekeren. Daarbij zullen uiteraard de nationale centrale banken en toezichthouders blijven bestaan, vanwege hun inzicht in en voeling met de lokale financiële instellingen en markten. Dan zal het ook mogelijk zijn om een Europees financieel vangnet te construeren dat verder gaat dan Memoranda of Understanding. Europa heeft altijd een crisis nodig om een sprong voorwaarts te maken. Als de kredietcrisis als een wake-up call fungeert, is deze crisis niet tevergeefs geweest.

Sylvester Eijffinger is hoogleraar Financiële Economie aan de Universiteit van Tilburg

< Alle thema's