Hanneke van Oirsouw van GROEIkwadraat opent als nieuwe gespreksleider dit debat. Waar hebben we het over als we praten over reshoring? Bedrijven die reshoren, hebben eerst activiteiten geoffshored (of geoutsourcet). De belangrijkste reden dat veel bedrijven hiervoor kozen, is kostenbesparing. Produceren in landen waar de lonen laag zijn, is ondanks de transportkosten vaak veel goedkoper dan produceren in Nederland. Inmiddels stijgen de lonen in landen als China hard en neemt de productiviteit minder snel toe. Tel daarbij op: de bewustwording rondom energiegebruik, zorgen over kwaliteit, culturele verschillen, maatschappelijk verantwoord ondernemen en de inspanningen van de overheid om moeilijk bemiddelbare werklozen aan het werk te krijgen en voilà: reshoring lijkt het nieuwe offshoring te worden. Theo Mank (Matrabike): ‘Voor ons is reshoring een combinatie van mentaliteit en kosten. In mijn branche heeft het door de hoge importheffing geen nut om fietsen uit China te importeren. Dus importeren we losse onderdelen en monteren we daar binnen Europa fietsen van. De samenwerking met Bulgaren verloopt uitstekend.’
Fabriek in de buurt
Tijdens dit BOB Debat delen ook een aantal ondernemers hun ervaringen met offshoring en reshoring. Gastheer Arno Bekkers ondervond met zijn TSD Engineering & Consulting veel negatieve effecten van offshoring. ‘Vanuit Nederland zijn veel maakindustrie en kennisbedrijven, dus techniek in de breedste zin, naar het buitenland gegaan. Wij hebben hierdoor veel business weg zien vloeien. Nu loopt een aantal bedrijven dat terug wil komen tegen het probleem aan dat ze door offshoring hun (kennis)structuur kwijt zijn. De kwaliteit is teruggelopen of verdwenen naar lokale concurrenten. Uiteindelijk is goedkoop dus duurkoop, zowel voor het bedrijf dat ooit (deels) wegging, als voor de maatschappij omdat er veel kennis verloren is gegaan en arbeid verarmd is.’ Bekkers spreekt de wens uit om van een van de bedrijfsonderdelen van TSD, specialist in LED-verlichting Luminesense, de assemblage terug te halen naar Nederland. ‘We produceren in Azië en hebben nu nog te weinig volume om dit naar Nederland te halen.’ Thomas Luiten (Interfocos) haalde al wel productie terug. Hij produceert gas- en houtkachels. ‘Iedere kachel is klantspecifiek en ons doel is om zo snel mogelijk te reageren. Door reshoring van Oost Europa naar de Benelux is onze levertijd van tien tot twaalf weken teruggebracht tot anderhalve week.’ Binnen Interfocos werken de zelfstandige afdelingen heel nauw en efficiënt samen. Thomas: ‘Dat vereist dat de productie voor 95% in de Benelux plaatsvindt.’ Hij stelt dat ondernemers de keuze voor offshoring niet moeten maken op basis van wat de boekhouder ziet. ‘Die denkt dat het elders goedkoper kan, terwijl er door offshoring in de keten veel kosten bijkomen. De boekhoudkostprijs wordt wel lager, maar de keten wordt een stuk langer en dus duurder.’ Volgens de debaters kun je dan ook beter kijken naar de Total Cost of Ownership (TCO).
Total Cost of Ownership
De TCO speelt inderdaad een belangrijke rol bij de keuze productie terug te halen. Eenvoudig gesteld, is dit het bedrag dat een product kost: een goede schatting van alle directe en indirecte kosten van een product of het leveren van een dienst, vanuit een langetermijn perspectief. Dit model omvat dus onder andere productiekosten, waaronder lonen, energie, huisvesting, transportkosten, en kosten van allerlei regels en heffingen. Ton Wilthagen: ‘Bij onderzoeksinstituut ReflecT waarvan ik directeur ben, bekijken we waar arbeid naartoe gaat.
Reshoring is meer dan het terughalen van werk. Het betekent ook bedrijfsactiviteiten starten in Nederland die hier niet meer haalbaar leken of het besluit om werkzaamheden niet langer uit te besteden.’ Aad van Nes (Aad van Nes Advies) is arbeidsmarktmeester te Rotterdam en werkte samen met de gemeente Tilburg. Hij is specialist in het aan het werk krijgen van mensen met een uitkering. ‘Ik ben een groot voorstander van reshoring en toen ik me verdiepte in de ideeën van Harry Moser kwam ik erachter dat dit nauw samenhangt met TCO.’ Moser is de oprichter van het Amerikaanse Reshoring Initiative, een instantie die reshoring van maakindustrie naar de VS promoot. Aad waarschuwt: ‘Haal niet zomaar enorme brokken maakindustrie terug zoals Moser adviseert, maar doe dit op een slimme manier.’ Wim van Hoof (scheidend directeur bij Rompa Group) stelt ook dat je alleen dat deel moet reshoren waarvan je kennis hebt. ‘Volumeproductie, zoals het in elkaar zetten van consumentenelektronica, dat kunnen wij hier nooit zo goed als in Azië.’ De andere debaters zijn het hier roerend mee eens.
Werklozen aan de slag
Hanneke van Oirsouw vraagt Anja Willems (beleidsontwikkelaar bij de afdeling economie en arbeid) op welke manier de gemeente Tilburg bezig is met reshoring. Anja: ‘De lokale overheid heeft een faciliterende rol in reshoring en de gemeenten in Midden- Brabant investeren hierin. Voor de gemeenten is het belangrijk dat werklozen weer aan de slag gaan en dat economische ontwikkeling de ruimte krijgt. Er is een grote groep werklozen die in beweging moet komen en daar kunnen ondernemers op deze manier aan bijdragen. Wij spannen ons in om reshoring mogelijk te maken, maar de plannen moeten vanuit de ondernemers zelf komen. Dan pas kunnen wij er financieel aan bijdragen vanuit het Stimuleringsfonds Arbeidsmarkt Midden-Brabant.’ Eén van die plannen komt van ondernemer Toine van de Ven (Capi Europe). ‘Wij produceren potten voor tuin en interieur. Sinds kort doen we dat ook vanuit de regio Midden-Brabant en niet meer alleen in China. Doordat we een innovatieve productietechniek ingevoerd hebben, is ons energieverbruik gedaald en werd het mogelijk om naar Nederland te komen.’ Toine heeft in de productie een aantal medewerkers van de Diamantgroep werken en dat was voor de gemeente een reden om bij te dragen aan de reshoringskosten. Ton Wilthagen adviseert ondernemers om het lokaal op te pakken, omdat op dat niveau al is doorgedrongen dat werklozen aan de slag kunnen in de maakindustrie, mits deze terugkeert of opnieuw van start gaat. ‘In Amerika pakken ze het al wel landelijk op, bijvoorbeeld door per jaar 55 duizend banen terug te halen waarvan leeggelopen steden als Detroit kunnen profiteren. Ik zeg niet dat banen terughalen ook ons hoofddoel moet worden, maar er is bij onze landelijke overheid en bij veel ondernemers nog te weinig besef. Zij leunen nog steeds op het idee dat het alleen draait om lage lonen. Dat is een te beperkte visie.’ Toine vult aan: ‘Als ondernemer moet je de taal van de lokale overheid leren spreken, dan krijg je veel gedaan. En het is terecht dat je eerst zelf iets moet laten zien.’ Aad van Nes: ‘Op lokaal niveau is er geld, of kan dat er komen als meerdere ondernemers samenwerken.’ De landelijke overheid moet af van de ‘angst voor staatssteun’ meent Ton Wilthagen. ‘Wel tien miljard per jaar uitgeven aan uitkeringen, maar hier geen ondernemers mee steunen die reshoren en zo werklozen aan een baan helpen.’ Aad van Nes vertelt dat in Rotterdam binnenkort een project start waarin de overheid ondernemers compenseert voor de mindere productiviteit van bepaalde groepen medewerkers. ‘Een prachtige oplossing waar zowel scholen, als bedrijven en de overheid bij zijn betrokken. Het kan dus in Nederland!’
Twee soorten medewerkers
Een vraag die de debaters bezighoudt, is of er echt wel voldoende mensen zijn die het teruggehaalde productiewerk willen doen. Veel thuiszitters zijn immers moeilijk van de bank te krijgen. Arno Bekkers bevestigt: ‘Je mag het eigenlijk niet hardop zeggen, maar ja, we zijn te verwend, te gepamperd.’ Toine van de Ven en Wim van Hoof zien het als een taak voor ondernemers om dit te veranderen. Toine investeert bijvoorbeeld flink in zijn medewerkers, door hen te laten sporten en te laten praten met onder andere een therapeut. Met als doel: hen de mentaliteit aanleren die past bij zijn bedrijfsvoering. ‘En dat is geen 9 tot 5- mentaliteit.’ Theo Mank vertelt: ‘Ik heb twee soorten medewerkers; de oude garde die deels verwend is en de nieuwelingen die tijdens de crisis de rand van de afgrond gezien hebben. Deze laatste groep is daardoor vaak meer flexibel. Met hen is het prettig werken.’ Thomas Luiten paste de manier van werken binnen zijn bedrijf flink aan volgens de methode QRM (Quick Response Manufacturing). Reshoring was een logisch onderdeel daarvan. ‘We hebben het bedrijf opgedeeld in groepen met ieder hun eigen verantwoordelijkheid. Slechts drie van de ruim honderd man had daar een probleem mee. Van hen hebben we afscheid genomen. Je werkt bij ons, omdat je samen wilt werken m de beste producten te maken.’
De productieve Nederlander
Wat productiviteit betreft, doen we het als Nederlanders overigens heel goed. Wim van Hoof: ‘Je komt hier veel verder dan in bijvoorbeeld Tsjechië. In Nederland zijn we heel goed in staat veel uit mensen te halen.’ Ton Wilthagen kan dat vanuit de wetenschap bevestigen. ‘Nederlanders zijn gezond en zeer productief terwijl we relatief veel in deeltijd werken. Op productiviteit per uur scoren we erg hoog. Bovendien blijkt uit berekeningen van het CPB dat als een bedrijf een kernactiviteit, zoals een compleet productieproces, outsourcet, na drie jaar de productie omlaag gaat.’ Het outsourcen van nevenactiviteiten in eigen land, leidt wel tot een productiestijging. Aan tafel zitten ook ondernemers die zeer te spreken zijn over hun offshoring. Zoals Theo Mank die eigenaar is van een handelsbedrijf. ‘We leveren fietsen, online en vanuit eigen winkels en ook onder private label. Onze productie vindt plaats in Oost-Europa. Ik herken wat Ton Wilthagen zegt met betrekking tot produceren in China, maar ik ervaar dat de communicatie met onze partners in onder andere Bulgarije zeer goed verloopt, beter dan met sommige Nederlandse partijen. We schakelen snel en de levertijden zijn goed.’ Ook Wim van Hoof produceert naar alle tevredenheid in Oost-Europa. ‘Rompa is 133 jaar geleden gestart als leerlooierij, maar produceert inmiddels kunststof producten. In de jaren ’90 richtte Rompa een handelskantoor op in Hong-Kong van waaruit outsourcing naar China plaatsvond, omdat het bedrijf dicht bij haar toenmalige klanten wilde zitten.’ In 2004 nam hij het bedrijf over. In 2005 startte Rompa met eigen productie vanuit China. ‘Ik wilde de productie van onze andere producten in Nederland houden, maar grote klanten trokken weg en dus specialiseerden we ons in kunststofproducten voor onder andere de automotive en consumentenelektronica en verplaatsten een deel van de productie
naar Tsjechië.’ Dat bleek een schot in de roos, het bedrijf groeide snel.
Mismatch technici
Nog even terug naar de kwestie: ‘wie staat er aan de freesbank’, zoals Wim van Hoof treffend opmerkt. Volgens de ondernemers moet er iets veranderen in het opleidingenaanbod. Teveel jongeren volgen een opleiding waarmee ze niet aan de bak komen, terwijl er in de techniek op alle niveaus juist mensen nodig zijn. Ton Wilthagen stelt dat er al veranderingen zichtbaar zijn en dat het gebrek aan mensen die met hun handen willen werken, overdreven wordt. ‘Er zitten veel technici thuis, dus er is een mismatch. Daarnaast moeten we jongeren duidelijk maken welke studie tot een baan leidt. In studiekeuzen zie je al iets veranderen.’ Uiteindelijk zullen werklozen banen moeten accepteren, al blijft het lastig iemand die iets echt niet wil, blijvend te motiveren. Ton Wilthagen: ‘Het feit dat Nederland in het verleden de maakindustrie dood verklaard heeft, is nu een probleem. We moeten met zijn allen beseffen dat de dienstensector niet zaligmakend is.’