BOB Debat: De vierde industriële revolutie: what's next?

Industry 4.0 heeft een enorme impact op het concurrentievermogen van organisaties binnen de wereldwijde industriële en productiesectoren. Veranderingen komen als een cycloon op ons af. Maar wat kan het Brabantse bedrijfsleven met deze mondiale ontwikkelingen? Gespreksleider Bert Damen gaat in gesprek over de kansen én bedreigingen van Industry 4.0 met acht Brabantse bedrijven en de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij (BOM).


Uitgave: Mei-Juni 2017
Thema’s: Debat ICT ICT & Telecommunicatie ICT-ondersteuning Industrie Informatie IT

Het BOB Debat vindt plaats bij Wärtsilä Netherlands in Drunen. Dit Finse concern is wereldleider in complete lifecycle power solutions voor de maritieme branche en energiemarkten. Het gezelschap krijgt eerst een rondleiding door de Land & Sea Academy. De geuren van olie, vet en metaal treden je tegemoet in het Experience Centre van de service engineers, waar onder meer indrukwekkende scheeppropellers staan opgesteld. ‘Het onderhoud in de maritieme sector vraagt om zoveel mogelijk efficiëntie, om stilstand en onnodige kosten te voorkomen. Daarom proberen we met de maintenancestrategie mee te denken. Dankzij sensoren en grote hoeveelheden data hebben wij kennis over hoe de schepen worden ingezet. Zo proberen we de levensduur en het onderhoud voor onze klanten te voorspellen en risico’s te managen’, licht Frank Kevenaar, managing director van Wärtstilä Netherlands, toe.

Fieldlabs
Dan wordt het tijd om richting de debattafel te vertrekken. Bert Damen opent het debat met een constatering: ‘Na de wereldvrede is de vierde industriële revolutie wellicht het meest lastige onderwerp om te bespreken. Dat belooft wat.’ De gespreksleider vraagt Roland Grimm, programmamanager van de BOM, om een theoretisch kader te schetsen voor Industry 4.0. ‘Als ik het bekijk vanuit ons maintenanceprogramma, dan draait het om de optimalisatie van de lifecycle van systemen. Hoe kun je Industry 4.0 daarin toepassen? Het begint met bij het design- en engineeringproces al rekening te houden met welke sensoren je in het ontwerp stopt. Dat betekent ook samenwerken vanuit de assemblage. Samen met toeleveranciers zul je om tafel moeten gaan om protocollen of standaarden af te spreken om het MRO-proces (Maintenance, Repair and Operations) op elkaar af te stemmen, zodat componenten en systemen onderling kunnen communiceren.’ De BOM brengt meerdere partijen samen om fieldlabs te ontwikkelen. ‘Wij willen organisaties niet vanuit de sector, maar vanuit de technologie aan elkaar koppelen. Zo kunnen er vanuit healthcare spin-offs ontstaan die in de automotive toepasbaar zijn of andersom. Daarbij kijken we niet alleen wat er goed is voor Brabant; we proberen ook landelijke samenwerking te stimuleren.’

Samen experimenteren
Bert vraagt zich af of samenwerking daadwerkelijk nodig is om vooruit te komen. Paul van Kempen, operationeel directeur van de stichting World Class Maintenance (WCM), beaamt dat. ‘Om Smart Industry goed in te zetten is samenwerking een vereiste. In de WCM Fieldlab projecten wordt een gehele sector uitgedaagd om innovaties te versnellen door samen te experimenteren. Een voorbeeld is WCM’s Fieldlab Campione (onder andere met BOM en Ericsson), gericht op het 100 procent voorspelbaar maken van onderhoud in de procesindustrie.’ Paul merkt op dat los van nieuwe techniek er vooral ook andere businessmodellen ontstaan. Hij illustreert: ‘De eindklant van een baggeraar wil bijvoorbeeld gaan afrekenen op het aantal kubieke meter zand dat gebaggerd wordt, in plaats van de levering van een schip. Daardoor ontstaat er een ander businessmodel en komen de risico’s anders in de keten te liggen. Dat heeft een brede impact die we alleen samen kunnen oplossen.’

Dilemma’s
Bert vraagt zich af hoe Hans Mascini, managing director van Strikolith, tegen de mondiale ontwikkelingen aankijkt. ‘Is het inspirerend of word je er als directeur van een Brabants familiebedrijf soms moedeloos van?’ ‘Ik ben positief ingesteld en vind het juist interessante materie om te volgen. De bouw is niet de meest innovatieve sector, maar Industry 4.0 kan ook worden toegepast in onze branche. Neem bijvoorbeeld het onderhoud van een gevel. Bijna niemand vervangt kitranden en -naden of brengt een nieuwe laag verf tijdig aan. Je ziet dat daar aak problemen van komen. Er valt veel winst te behalen door met eindgebruikers en vakmensen goede afspraken te maken wanneer er wat moet gebeuren. Technologie kan daarin ondersteunen, bijvoorbeeld doordat mankementen en slijtage automatisch worden gerapporteerd.’ Ook Remco Dieperink, eigenaar van oppervlaktebehandelaar LOA Automotive, ziet kansen. ‘Ik denk bijvoorbeeld aan de ontwikkeling van een platform, waar klanten al hun opdrachtbehandelingen aan uitbesteden; een soort Expedia. Hierdoor verandert mijn klantenkring: het platform wordt mijn klant.’ Maar het stelt hem ook voor dilemma’s. ‘Moet mijn bedrijf zelf zo’n soort platform worden of wacht ik af tot iemand anders het doet? Het vraagt immers om de nodige investeringen. Voor een relatief kleine speler zijn het grote stappen om te zetten.’

Volgend of leidend?
Guido Leduc, algemeen directeur van The DOC, herkent deze dilemma’s. ‘Met onze IT-oplossingen op basis van Oracle-technologie en applicaties werken wij voor zeer verschillende bedrijven. Bijna overal komen we exact hetzelfde verhaal tegen: dezelfde processen en de behoefte aan onder andere meer predictive maintenance.’ Ook Mark Satink, directeur van Pro-Fa Automation, ervaart dat. ‘Wij zijn specialist in het ontwikkelen en implementeren van industriële automatiseringsoplossingen. Maar het is allemaal geen rocket science’, stelt hij. Mark adviseert om bestaande platformen te benutten. ‘Door standaardoplossingen te gebruiken wordt integratie makkelijker gemaakt.’ ‘Maar is IT ook leidend?’, vraagt Bert. Volgens Mark is IT volgend. Dat vindt ook Guido: ‘IT is niet meer weg te denken en is noodzakelijk, maar de business bepaalt uiteindelijk. Het is belangrijk om de schakel te vinden tussen beiden, want in ons bedrijf en bij onze klanten merken we dat techneuten en business medewerkers vaak een andere taal spreken.’ Frank Hermans, Benelux Media Innovation van Ericsson, vult aan: ‘Het gaat niet alleen om het toepassen van technieken, maar ook om het aanpassen van processen, de organisatie en de mensen. Techniek is ondersteunend. Daarom is het aansluiten bij wereldwijde standaarden zelfs cruciaal om efficiënt verder door te kunnen blijven ontwikkelen.’

Topsport
Bert vraagt zich af of een gemiddeld bedrijf het ontwikkelingstempo bij kan houden. Philippe Reinders Folmer, general manager van Renishaw Benelux, merkt op dat het topsport is geworden. ‘Je moet soms harder lopen dan je kunt. Een sprintje trekken is leuk, maar dat doe je nu continu. Bedrijven moeten steeds sneller omschakelen, kleinere series produceren en met korte cyclussen werken. Ook daarom is het belangrijk om processen te standaardiseren.’ Volgens Hans heb je als kleinere ondernemer vaak het voordeel dat je makkelijker kunt schakelen. ‘Het kennisniveau is bij kleinere bedrijven wellicht vaak wat lager, maar ze kunnen sneller beslissingen nemen. Binnen een groot concern moet er soms tot in den treure overlegd worden, voordat er een kogel door de kerk is.’ Volgens Frank Kevenaar moet je je als groot bedrijf dan ook zo inrichten dat je kunt omgaan met veranderingen en openstaat voor nieuwe markten en diensten. ‘Wij zijn geen echt maakbedrijf meer en richten ons steeds meer op productontwikkeling en service. Sinds 2008 is het aantal medewerkers op deze locatie gehalveerd. Dat maakt je niet minder concurrerend of innovatief. Het vergroot juist je wendbaarheid.’

Find your niche
Bert werpt vervolgens een stelling op: ‘Het terugbrengen van de maakindustrie naar Brabant is eigenlijk onzin’. Maar daar is Frank Kevenaar het niet mee eens. ‘Ik zeg niet dat je alle productiekracht uit Nederland dient weg te halen. Je moet gebruikmaken van je kracht en onderscheidend vermogen. Als dat niet meer het produceren is, dan moet je daarmee niet proberen de oorlog te winnen. Find your niche. Waar kun jij waarde toevoegen?’ Philippe vindt dat de Nederlandse maakindustrie bijvoorbeeld juist sterk is in het produceren van 0-series, mallen en prototypes. ‘Als bedrijf dat gespecialiseerd is in metingen en in het produceren van alles wat fijn en precies is, merken we dat de vraag naar kleine series enorm toeneemt. Alles wordt kennisintensiever. Dat vraagt juist om een nauwe samenwerking tussen afnemer en producent, oftewel: korte lijnen.’

Halleluja
Bert hoort het woord samenwerking regelmatig vallen tijdens het debat, maar vraagt zich af: ‘Is het allemaal ‘halleluja’ of is het in de praktijk van het Brabantse bedrijfsleven toch weerbarstiger dan het lijkt?’ Volgens Remco is samenwerking binnen het mkb lastig om te realiseren. ‘We beschouwen elkaar vaak nog als concurrent. Er wordt meer op prijs, dan op kennis geconcurreerd. Groei ontstaat in mijn bedrijf vooral door uitbreiding: ik ben van één naar drie bedrijven gegaan. Deze schaalgrootte is wenselijk om bepaalde investeringen rendabel te maken.’ Roland is benieuwd welke rol de overheid kan spelen om het bedrijfsleven vooruit te helpen. Philippe antwoordt: ‘De overheid is traag. Als je wil dat jongens en meisjes leren omgaan met de software van vandaag en niet van dertig jaar geleden, dan moet je daarin gaan investeren.’ Roland oppert het idee om als ondernemer kennisinstellingen vaker te betrekken. Philippe reageert: ‘Kennisinstellingen praten te veel. Tegen de tijd dat een praatclubje is uitgepraat, is de realiteit al veranderd. Zo komt er niks van de grond. Je moet niet alleen praten, maar vooral ook doen.’ Als oplossing ziet hij dat overheid en bedrijven zelf gaan investeren in een kritische massa machines. ‘Deze kunnen worden verhuurd aan het mkb en gebruikt door onderwijsinstellingen. Zo ontstaan er spin-offs en samenwerkingsverbanden.’

Juichen
‘Maar gaan de ontwikkelingen daadwerkelijk wel ‘te snel’?’, vraagt Mariëlle Ploegmakers van Regio Business zich af. ‘Er kan op technisch gebied al veel meer dan wordt toegepast. Het idee en de techniek voor bijvoorbeeld een zelfvullende koelkast bestaat al lang, maar ik ken niemand die er eentje heeft.’ Frank Hermans reageert: ‘Het moet niet alleen gaan om wat kan, maar ook wat de behoefte is. Er moet wel een businesscase zijn.’ Daarnaast vinden de deelnemers dat certifi ceringen en protocollen ontwikkelingen afremmen. Maar volgens Philippe is dat vaak ook nodig. ‘Veiligheid moet altijd voorop staan.’ Bert rond het debat af met de opmerking dat toen de stoommachine werd uitgevonden ook niet iedereen stond te juichen. Hij concludeert: ‘Verandering roept nu eenmaal weerstand op. Maar diegene die zich het beste weet aan te passen aan een veranderde omgeving, overleeft.’

Tekst: Linda Groothuijse
Fotografie: Linn de Kort

< Alle thema's