‘In Nederland trekt de economie altijd het sterkst aan in de Randstad met Zeeland als laatste punt’, gaat Kees Franse verder. ‘Als het afkoelt idem dito. Dus acteren we tegengesteld met onze vestigingen in Breda, Delft, Terneuzen en Amsterdam. Bij drukte in de Randstad voeden we dat vanuit het Zuiden en schuiven we Terneuzen op naar het Brabantse en weer terug.’ Dit bedacht Kees zelf, tot hij een keer een presentatie van een grote bank aanhoorde die ongeveer dezelfde analyse had. Maar zo heeft hij nog meer succesvolle formules bedacht. Zoals het verzamelen van een sterk team van vakmensen, ontstaan in een periode waarin het moeilijk was om ze te vinden. ‘Ik ontdekte dat veel uitvoerders in de bouw uitvielen vanwege overbelasting’, legt hij uit. ‘De reden was dat ze te laag opgeleid waren terwijl de eisen in de bouw zeer complex zijn geworden. Dus nam ik schoolverlaters aan van hbo-niveau met gouden handjes en leerde ik hen om zelf een kostprijs te maken.’ De angst dat collega’s ze weg kwamen plukken, bleek ongegrond. De kansen die ze bij Sprangers krijgen, krijgen ze volgens Kees namelijk niet snel ergens anders. Een werkvoorbereider kan bij Sprangers Bouwbedrijf uitgroeien tot uitvoerder of projectleider. Ook stelde hij destijds een coach aan die hen tot aan de dag van vandaag begeleidt.
Kwajongen
‘We komen net uit een diep dal’, zegt de van oorsprong Zeeuw over de ontwikkelingen in de branche. ‘Veel bedrijven zijn verdwenen, dit heeft automatisch een prijsopdrijvend effect. In goede tijden vragen opdrachtgevers of we tijd hebben, in slechte tijden vragen ze om referenties. Vooruitlopend op die vraag wil ik er nu voor zorgen dat er straks goede referenties zijn van mooie projecten. De valkuil is eenzijdigheid in je productie. Je moet nu zorgen voor referenties in alle segmenten, want vergeet niet dat een referentie maar een levensduur heeft van drie of vier jaar. De projecten moeten klaar zijn met een tevredenheidsverklaring van de opdrachtgever.’ Niet voor niets wordt van Kees gezegd dat hij op de troepen vooruit loopt. Niet erg, want hij weet de troepen er altijd bij te betrekken. ‘Onze mensen zijn gemotiveerd, ze durven uitdagingen aan te pakken en zijn trots op hun werk. Als er een project binnenkomt en iedereen roept ‘dat kunnen we niet’, roep ik: ‘dat is een project voor ons!’ Kijk naar de radartoren op Schiphol. Wij pakken dingen aan die anderen niet doen. In die zin ben ik altijd een kwajongen gebleven. Ik vind ook dat ik het zelf allemaal moet kunnen. Ik kom uit een bouwfamilie en weet prima raad met een hamer. De materie is vertrouwd voor me.’
Allergrootste les
Bijna 25 jaar zit hij nu op de stoel van directeur bij een bedrijf dat dateert uit 1796. Zijn allergrootste les, zo zegt hij zelf, is dat je als bedrijf moet zorgen dat je steeds voldoende liquide bent. Niet voor niets riep Sprangers een stichting in het leven met een garantievermogen ter grootte van het vermogen van het bedrijf. ‘Mocht er iets met de onderneming gebeuren en er is sprake van levensvatbaarheid, dan kunnen we daar op terugvallen. Dat geeft rust.’ Net zo belangrijk vindt hij de kwaliteit van het product. Tevreden klanten zorgen er tenslotte voor dat alle rekeningen betaald kunnen worden. Daarom leert Kees zijn team om nee te durven zeggen richting opdrachtgevers bij twijfel over de kwaliteit. ‘In ons werk heb je te maken met een groot netwerk van belanghebbenden, iedereen wil scoren. Maar als je er niet achter staat, dan niet maken, zeg ik altijd tegen mijn mensen.’ Toch is hij zeker bereid grenzen te verleggen en staat hij open voor nieuwe ideeën als die bijdragen aan een goed resultaat. Franse is een man met visie en strategie. Niet zomaar de directeur van het succesvolle bouwbedrijf: hij ís het bouwbedrijf. Toch vraag ik hem wat hij zelf nog denkt te moeten leren. Het antwoord heeft hij meteen paraat. ‘Ik werk binnen een superjong team van mensen met een gemiddelde leeftijd van 38 jaar’, zegt hij. ‘Die zijn allemaal vertrouwd met social media. Ik mag niet achterblijven, maar moet net als zij meegaan met de tijd. Ja, ik ben al druk aan het oefenen.’
Tekst: Jeanette van Haasen
Fotografie: Kees Bennema