Het BOB Debat vindt plaats op een toepasselijke locatie: in de creatieve broedplaats De Gruyter Fabriek, waar gastheer PlantLab is gevestigd. Deze innovatieve onderneming, vorig jaar nog feestelijk door koning Willem-Alexander geopend, is deels met enig mysterie omgeven. ‘Wat gebeurt er eigenlijk op deze 20.000 vierkante meter?’, vraagt gespreksleider Bert Damen zich af. Ard Reijtenbagh, Chief Partnership Officer van PlantLab, legt uit: ‘In onze klimaatkamer vindt gewasgroei plaats in compleet gesloten ruimtes. Dus zonder daglicht en met behulp van LED-verlichting. Factoren zoals CO2 en de vochtigheidsgraad worden hier optimaal geregeld, waardoor je invloed hebt op de plantengroei. Ze groeien niet alleen sneller, ook de opbrengst wordt vergroot. Daarnaast verbruik je minder water en worden er geen pesticiden gebruikt. De opbrengst wordt bijvoorbeeld gebruikt voor de verse consumptie maar ook in de farmacie en voedings- en cosmetische industrie.’
Samenwerking
Vervolgens geeft gespreksleider Bert het woord aan gedeputeerde van de provincie Noord-Brabant Bert Pauli (VVD). ‘Eigenlijk zit ik vandaag met meerdere petten op aan tafel. Naast dat ik als gedeputeerde verantwoordelijk ben voor economie, internationalisering en innovatie, ben ik voorzitter van de Stuurgroep voor Europese fondsen in Zuid-Nederland en voorzitter van BrabantStad, een samenwerkingsverband van de vijf grootste Brabantse steden.’ Vanuit al deze functies maakt hij zich sterk voor vernieuwing en cross-overs. ‘De grootste wereldwijde innovaties komen voort uit een cross-sectorale benadering. PlantLab is daar een mooi voorbeeld van. De wereld van hightech wordt hier gecombineerd met agrofood.’ Ook bepleit hij de onderlinge samenwerking tussen verschillende bedrijven. Hij noemt wat voorbeelden: ‘De kracht van chipfabrikant ASML zit hem in het feit dat men met 1400 MKB-bedrijven samenwerkt, de kracht van de VDL Groep is dat er met 850 MKB-bedrijven zaken wordt gedaan. Ze zwepen elkaar op om producten beter te maken en sneller naar de markt te brengen.’ Volgens Harrie Verel, oprichter en eigenaar van Schadébo, een groothandel in doe-het-zelf en woninginrichtingsproducten, is het aangaan van een samenwerking niet altijd even makkelijk. ‘Dat ligt ook aan de branche waarin je je begeeft. Ik zoek aansluiting bij collega groothandelaren, maar dat lukt niet altijd. Vaak draait het in Nederland uit op kinnesinne, meestal uit angst dat de klant wordt afgepakt. Wel werk ik nu samen met een collega uit Duitsland.’
Toegevoegde waarde
De Europese Unie, de Nederlandse overheid en de provincies Brabant, Zeeland en Limburg stellen in totaal 321 miljoen euro beschikbaar voor het innovatieprogramma van Zuid-Nederland. Pauli: ‘Het programma OPZuid is bedoeld om de Zuid-Nederlandse economie te stimuleren en komt 100% ten goede aan het MKB. Als Westerse economie moeten we het hebben van slimme, sensorische of maatschappelijke toegevoegde waarde. Daarom vinden wij het belangrijk om innovatie na te jagen. We stimuleren graag start-ups, omdat er een reële kans bestaat dat daar een ASML of VDL van de toekomst tussen zit. En in potentie levert een investering in één innovatieve ondernemer veel nieuwe banen op.’ Ook noemt de gedeputeerde de Europese subsidieregeling INTERREG. ‘Dit fonds is er voor innovatieve en duurzame projecten die bijdragen aan innovatiekracht, een beter milieu en het verkleinen van de economische verschillen tussen regio’s en lidstaten onderling.’ Maarten van der Vaart, DGA van Tausch brand sensations, een bedrijf dat commerciële ruimten zoals stands, interieurs en fysieke ruimten ontwerpt, ontwikkelt en bouwt voor wereldwijde events, heeft met zijn bedrijf een aantal keren gebruik gemaakt van Europese subsidies. ‘Met name op het gebied van LEAN, een methode om onze organisatie beter te stroomlijnen.’ Van der Velden Rioleringsbeheer zit op dit gebied nog in een oriënterende fase. Wim Scheen vertelt: ‘Ons bedrijf is innovatief op het gebied van alles dat met riolering te maken heeft. We zijn nog bezig om te onderzoeken naar wat de mogelijkheden van interregionale samenwerking zijn en op welke wijze we aanspraak kunnen maken op Europese fondsen. De materie is best complex. Een vergunning aanvragen voor het kunnen inzamelen, vervoeren en vervolgens over de grens brengen van olie-water-slib en vet- water-slib naar de verwerkingslocaties in respectievelijk Buren en Schalkwijk in de verschillende deelstaten van België is al een langdurige en bijzonder ingewikkelde zaak. Om die reden en om de juiste kennis binnen te halen hebben wij daarom een extern adviesbureau ingehuurd.’
Aanbestedingstraject
Ook het aanbestedingstraject wordt door de debatdeelnemers een oerwoud genoemd. Maarten: ‘Ik heb aanbestedingen gedaan voor de Belgische overheid en de Europese Commissie. Dat is een hele studie. En omdat alles eerlijk dient te verlopen, wordt er geen eerste selectie gemaakt. Dat betekent dat alle ondernemers - zonder vergoeding - hun plan moeten uitwerken.’ Pauli erkent het probleem: ‘Overheden zijn verplicht om projecten boven de 207.000 euro Europees aan te besteden. Deze regels zijn soms erg streng. Daarom heeft de provincie een ander aanbestedingsbeleid ingevoerd. Onder de norm kiezen we voor meervoudig aanbesteden: we nodigen vijf ondernemers op basis van hun specialisatie en kwaliteit uit om een offerte uit te brengen. Hiermee verkleinen we de kans dat een deel van de ondernemers onnodige kostbare uren maken.’ Daarnaast heeft de provincie een E-Marktplaats opgericht, waarop MKB’ers en ZZP’ers kunnen inschrijven op projecten. ‘Hiermee wordt de transparantie van het proces verhoogd en de mededinging door inhuur van ZZP’ers en MKB-bedrijven vereenvoudigd en gestimuleerd. Hierbij dagen we hen uit om niet alleen een offerte uit te brengen, maar ook na te denken over hoe het beter kan.’
Gebrek aan kennis
Jasper Munier, eigenaar/managing partner van ERAC (European and Regional Affairs Consultants) en voorzitter van de NVAS (Nederlandse Vereniging voor Subsidieadviseurs), houdt zich dagelijks bezig met het vertalen van regionale economische ambities in concrete projecten die in aanmerking komen voor Europese aanbestedingen, fondsen en subsidies. ‘Wij adviseren provincies, gemeenten, kennisinstellingen en het bedrijfsleven. Zelf houd ik mij bezig met de vraag hoe ondernemers in het complexe speelveld van regels en subsidies optimaal projecten kunnen realiseren, met welke partners en langs welke routes.’ Bert Damen vraagt zich af: ‘Gaat het geld uit Brussel niet naar bedrijven die de weg weten te vinden? Volgens Pauli is dit niet het geval. ‘Er zijn stevige richtlijnen. Een deskundigencommissie, bestaande uit hoogleraren en ondernemers met een behoorlijke staat van dienst, beoordeelt vrijwel anoniem de aanvragen.’ Toch is de gespreksleider benieuwd: ‘Hebben ondernemers eigenlijk enig besef hoe ze subsidie- en aanbestedingstrajecten moeten aanvliegen?’ Wim: ‘De ene ondernemer is de andere niet. Een ondernemer kan weliswaar goed in zijn vak zijn, maar niet per definitie in alles wat er daarnaast nog bij het ondernemerschap komt kijken. Ik denk dat er een grote groep met een beperkte scope is, die vaker over de eigen grenzen heen moet kijken. Als overheid moet je proberen om deze ondernemers te bereiken en hen een zetje geven.’ Maarten kaart aan: ‘Een bedrijf als PlantLab is uniek en de Brabantse provincie heeft graag een dergelijk bedrijf binnen haar grenzen. Maar hoe staat het met het MKB dat wellicht met minder tot de verbeelding sprekende producten of diensten werkt? Dan moet je als ondernemer hard roepen.’
Eigen verantwoording
Harrie is het deels met Maarten eens. ‘Vanuit mijn bedrijvenpand op de Rietvelden krijg ik weinig mee van Brussel.’ Toch vindt hij het ook deels de verantwoordelijkheid van de ondernemer zelf om daarin te duiken. ‘Een groot aantal ondernemers maakt de fout dat ze vooral werken. Als je een opdracht binnenhaalt, moet je eerst denken: wie kan dat het beste voor mij doen? In mijn bedrijf is er bijna niets dat ik beter kan dan een medewerker. Behalve praten en netwerken wellicht. Durf dan ook bepaalde taken te delegeren, zodat je je kunt verdiepen in zaken zoals het aangaan van samenwerkingsverbanden, innovatie en Europese subsidies.’ Pauli ondersteunt deze visie: ‘De kracht van innovatie is vaak afkomstig van de medewerkers van het bedrijf. En dat hoeft niet per se vanuit de researchafdeling te komen. Geef medewerkers dan ook de ruimte om met je mee te denken.’ Ard vertelt: ‘Wij leven bij de gratie van innovatie, dat is onze voorsprong. Maar daar hebben we eigenlijk ook andere bedrijven voor nodig. Het watergeefsysteem van onze klimaatcellen is een praktisch voorbeeld van een product dat nog niet bestond. Het ontwikkelen van een dergelijk systeem is niet onze corebusiness, maar dat hebben we uiteindelijk wel zelf gedaan omdat er geen partij was die dit kon. Uiteindelijk wil je naar een situatie toe waarbij je in een netwerk van bedrijven zulke dingen kan oppakken.’
Richtinggevend baken
Pauli is van mening dat je als ondernemer verkeerd bezig bent, als je denkt dat Brussel een pinautomaat voor je bedrijf is. ‘Wij maken de economie niet, dat doen de ondernemers zelf. Als overheid initiëren, faciliteren en ondersteunen we hen met fondsen.’ Volgens de gedeputeerde moet je als ondernemer niet alleen iets willen halen in Brussel, maar ook komen brengen. ‘Ga op zoek naar samenwerkingsverbanden met zwakke landen die staan te springen om onze kennis. Ook de circulaire economie biedt ondernemers volop kansen. Bedenk oplossingen die de wereld duurzamer maken: van alternatieven voor grondstoffen die opraken tot oplossingen waardoor ouderen langer in hun eigen omgeving kunnen blijven wonen.’ Jasper vindt dat een interessant vraagstuk. ‘Hoe kun je als ondernemer de overheid zien als richtinggevend baken? Door je samen met kennisinstellingen en overheden te richten op maatschappelijke uitdagingen en gezamenlijke missies, genereer je als ondernemer meer werk. Speel bijvoorbeeld in op de missie van de overheid om Groningen binnen tien jaar aardbevingsbestendig te maken. Kansen te over. Ondernemen begint dan ook bij de vraag: Wat is jouw ambitie? En niet: Waar haal je het geld vandaan?’
Snelle veranderingen
Maarten plaatst een kritische noot tijdens het debat: ‘Helaas is de overheid op lange termijn niet altijd even betrouwbaar. Doordat de kabinetten wisselen, worden spelregels en missies gewijzigd. En als ondernemer zoek je een bepaalde continuïteit.’ Pauli: ‘Dat is inderdaad een keerzijde van de democratie. Er zijn zoveel bezwaarmogelijkheden en wetswijzigingen, waardoor bijvoorbeeld een vergunningentraject lang kan duren. Ook als er nog geen wetgeving voor een uitvinding is, lijkt het veldwerk soms wel op monnikenwerk.’ De debatdeelnemers erkennen dat de snelle veranderingen soms lastig te volgen zijn. Volgens Pauli is het dan ook zaak om bovenop de laatste ontwikkelingen te zitten. ‘Begeef je in de juiste netwerken, betrek het regionale onderwijs en praat met andere Brabantse steden om kennis en inspiratie op te doen en je scope te verbreden.’ Hij noemt een aantal concrete voorbeelden: ‘Als je een groothandel bent in materialen, zorg dan dat je in contact komt met de wereld van 3D printen. Of raak als ondernemer geïnspireerd door de politieke doelstelling van de gemeente ‘s-Hertogenbosch om in 2020 klimaatneutraal te zijn.’
Eigenwijs
De debatdeelnemers zijn het met elkaar eens dat zowel overheid als ondernemers en onderwijs een stap richting elkaar moeten zetten. Ard: ‘Alleen dan bereik je de benodigde innovatiekracht, waardoor je kunt versnellen en groeien.’ Pauli concludeert: ‘Om te innoveren moet je je kwetsbaar op durven te stellen en kennis delen. Als je kijkt naar zeer succesvolle businessmodellen en topinnovaties die de wereld veranderen, hebben ze twee dingen gemeen: ze bieden een eigenwijs product dat tot stand is gekomen door middel van een eigenwijs proces.’ Bert Damen vult aan: ‘En daar heb je dus eigenwijze ondernemers voor nodig.’ Na afloop van het enerverende debat wordt onder het genot van diverse hapjes en drankjes van Brasserie De Gruyterfabriek in het lentezonnetje nagepraat. Mariëlle Ploegmakers van Regio Business: ‘Doordat je als ondernemer met debatdeelname tijd investeert in het vergroten van je netwerk, levert dat vaak nieuwe ontmoetingen, contacten en initiatieven op. Door ondernemers via een BOB Debat, Academy of Borrel te verbinden proberen wij ons steentje bij te dragen aan een innovatieve en sterke regionale economie.’
Adviezen van de deelnemers:
Ard Reijtenbagh: ‘De overheid kan wel bijdragen om een vliegwiel op gang te brengen, maar de eerste hobbels in het ondernemerschap dien je zelf te nemen.’
Bert Pauli: ‘Begeef je in de juiste netwerken, betrek het regionale onderwijs en praat met andere Brabantse steden om kennis en inspiratie op te doen en je scope te verbreden.’
Jasper Munier: ‘Ondernemen betekent je aanpassen aan de tijd en samenwerken met andere ondernemers.’
Harrie Verel: ‘Durf collega-concurrenten te vertrouwen en stel je kennis ter beschikking.’
Maarten van der Vaart: ‘De overheid zou ondernemers in het ingewikkelde woud van regels met een soort helpdesk kunnen ondersteunen bij praktische zaken zoals het terugvragen van de Noorse BTW.’
Wim Scheen: ‘Het tempo waarin die veranderingen plaatsvinden wordt steeds hoger, zowel bij de overheden als in het bedrijfsleven zijn er mensen die moeite hebben met het bijhouden daarvan.’